Lessen leren uit KEI

Auteur(s): Bron:
  • Tijdschrift voor Internetrecht, IR 2018, afl. 5-6, p. 221

Samenvatting

De redactie van het Tijdschift voor Internetrecht heeft auteur gevraagd een opiniestuk te schrijven over KEI. Zij heeft graag gehoor gegeven aan het verzoek. Er valt immers heel wat te leren van KEI.

Inleiding

De redactie van het Tijdschrift voor Internetrecht vroeg mij om een opiniestuk te schrijven over “KEI en de automatisering van de rechtspraak”. Al voordat ik in 1986 rechter werd vond ik dat informatietechnologie de rechtspraak beter zou kunnen maken. Sinds in 1993 het eerste platform voor IT in de Rechtspraak werd opgericht ben ik bij de ontwikkeling van IT in de Rechtspraak betrokken geweest. Als voorzitter van de Adviesraad Informatievoorziening Zittende Magistratuur, als informatiemanager van de Rechtspraak, als opdrachtgever voor het eerste Informatiebeleidsplan van de Rechtspraak: Informatiebeleidsplan Rechtspraak 2005.[1] In 2009 ben ik gepromoveerd op IT en rechtspraakhervorming.[2] Ten slotte was ik product owner (inhoudelijk verantwoordelijke) van de eKantonrechter en van KEI civiel. Sinds mei 2018 kijk ik als pensionada vanaf de zijlijn. Ik geef graag gehoor aan het verzoek van de redactie. Er valt immers heel wat te leren van KEI.

Successen en mislukkingen

Leren van ervaring betekent terugkijken, conclusies trekken en verbeteren. We kunnen van onze eigen ervaring leren, en ook van die van anderen. Van anderen kunnen we leren over hun successen en hun mislukkingen. De successen kunnen een aanwijzing zijn voor de goede richting, maar in een andere context kan het toch heel anders zijn. Leren van andermans fouten kan ervoor zorgen dat we die fouten voorkomen, maar vormt niet zonder meer een aanwijzing hoe het wel moet. En onze eigen mislukkingen, daar kunnen we het allermeest van leren. Om te kunnen leren van KEI begint dit stuk met een overzicht van de ontwikkeling van informatietechnologie in vogelvlucht, gevolgd door een terugblik op de geschiedenis van IT en Rechtspraak in Nederland.

Drie werelden van informatietechnologie

Voordat we verder gaan met de lotgevallen van KEI is het goed om de IT-ontwikkeling in een breder perspectief te zetten. Andrew McAfee, hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology onderscheidt in de informatietechnologie drie werelden.[3] Function IT, die het uitvoeren van een taak ondersteunt, bijvoorbeeld zaken registreren. Dit is de wereld die we kennen uit de jaren ’80. Network IT, zoals internet, email, jurisprudentiedatabases of digitale dossiers heeft een netwerk nodig om te kunnen werken. Deze IT ondersteunt samenwerken, maar dwingt geen bepaalde werkwijze af. Je pakt als gebruiker bij wijze van spreken een emmertje uit de keukenkast, gebruikt het en zet het daarna weer terug. Deze wereld kwam op met de komst van internet voor iedereen. De simpelste vorm is een website die informatie levert aan de lezer. In een volgend ontwikkelingsstadium kan de gebruiker ook iets doen, bijvoorbeeld een formulier downloaden dat hij of zij in kan vullen en dan per post of email insturen. Een volgende stap is, dat de gebruiker dat formulier ook online in kan vullen. Nog weer een stap verder, en de gebruiker krijgt het resultaat van de transactie ook digitaal teruggeleverd. Maar dan zijn we al bij de derde wereld van IT.

Dat is wat McAfee Enterprise IT noemt. Voorbeelden daarvan zijn werkstroombesturing en digitale interactie met externe gebruikers. Nu hebben we het niet meer over een tooltje, zoals mijn spreekwoordelijke emmertje, dat we naar believen kunnen gebruiken of niet. De gebruiker kan niet meer buiten het systeem om werken. Deze IT vereist dat werkprocessen van te voren bepaald en gestandaardiseerd zijn. Bij KEI is dat uiteindelijk niet gelukt. Er was geen vastgesteld uniform werkproces, er was ook geen procedure ingericht die hierover bindend kon beslissen en zorgen dat zo’n besluit werd uitgevoerd.[4] Bovendien moet van te voren vast staan wie beslist over het proces, en over wijzigingen in het systeem. Het werkproces bestaat alleen nog binnen de vastgestelde regels. Het gaat er zelfs mee samenvallen. Zoals Lawrence Lessig al voorspelde: Code is law.[5] Volgens McAfee, die dit proces bij veel grote bedrijven heeft bestudeerd, is dit de moeilijkste overgang die er is. Alleen bedrijven die dat van te voren onderkennen en daar maatregelen voor treffen, slagen erin.

IT en de Rechtspraak in Nederland[6] 

Tot de komst van de Raad voor de Rechtspraak begin deze eeuw werd de informatietechnologie van de Rechtspraak ontwikkeld en beheerd door het Ministerie van Justitie. Al in de jaren ‘80 van de vorige eeuw waren er informatiesystemen ontwikkeld die toen state-of-the-art waren. Registratiedatabases die aanvankelijk standalone, later in een lokaal netwerk, en ten slotte in het landelijke rechtspraaknetwerk draaiden. Die systemen draaien nog steeds, zij het met verbeteringen. Het laatste project van het ministerie was, eind jaren ’90, het Hoger Beroep Systeem voor de appelrechtspraak in strafzaken. Dat project is zonder resultaat beëindigd. Les 1: de besturing van de IT-ontwikkeling moet anders.

Hoe het anders kon staat in het Informatiebeleidsplan Rechtspraak 2005. De Raad voor de Rechtspraak, net in die tijd opgericht, werd verantwoordelijk voor ontwikkeling en beheer van de IT. Dat was de basis om de systemen en de daarmee samenhangende werkprocessen te gaan vernieuwen. Les 2: de Rechtspraak moet als organisatie zelf kunnen beslissen wat de prioriteit voor de IT-ontwikkeling moet zijn, met een eigen IT-organisatie.

Het Rechtspraak Informatie Systeem (REIS) was het begin van die vernieuwing van de systemen. REIS is blijven steken bij de gerechtshoven waar het ook begon. Ik heb begrepen dat de hoven ieder hun eigen werkwijze wilden behouden. Daarvoor moesten er zo veel uitzonderingen ingebouwd worden dat dit tot onacceptabele complexiteit leidde. Les 3: IT moet zo eenvoudig mogelijk. Er werd een nieuw plan gemaakt, voor een integrale oplossing op basis van een beproefd systeem, dat bij de gerechten in Oostenrijk al in gebruik was. Toen het plan klaar was besloot de Raad voor de Rechtspraak dat dit te groot en te ingewikkeld werd, en ging het hele plan niet door. Daarna kwam het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI): er moest nieuwe wetgeving komen om digitaal procederen mogelijk te maken, en de Rechtspraak zou in drie jaar worden gedigitaliseerd. Het programma was een samenwerking tussen de Rechtspraak en het Ministerie van Veiligheid en Justitie/Justitie en Veiligheid.

Wat heeft KEI opgeleverd?

KEI was een programma, dat wil zeggen een tijdelijke organisatie die verbeterdoelstellingen bevordert: sneller procederen, betere toegang. KEI had tot doel met digitalisering de rechtspraak sneller en toegankelijker te maken, en bovendien de administratieve werklast in de gerechten te verminderen.[7] Een programma omvat doorgaans een aantal projecten. Een project is ook een tijdelijke organisatie, maar dan met de opdracht een concreet resultaat tot stand te brengen, bijvoorbeeld een toegangsportaal of een werkend systeem. Het programma KEI had drie onderdelen: toezicht, bestuur en civiel. Elk van deze onderdelen had weer een of meer projecten. In elk van die onderdelen is zijn er concrete resultaten tot stand gebracht.

De KEI-wetgeving is onderdeel van het gezamenlijke programma. De wetgeving bestond vooral uit wijzigingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene Wet Bestuursrecht, die enerzijds digitaal procederen mogelijk en voor beroepsmatige procesvertegenwoordigers verplicht maakten, en anderzijds ook andere wijzigingen in de procedures aanbrachten. De wetgeving is parallel, dus gelijktijdig, met de IT-ontwikkeling tot stand gekomen. De wetgeving is in juli 2016 met algemene stemmen aangenomen.

De bestuursrechtspraak had al sinds 2010 de wettelijk en daadwerkelijk de mogelijkheid om digitaal beroep in te stellen. Het project KEI Bestuur heeft een digitale procedure gebouwd waarmee sinds juni 2017 asieladvocaten en de IND verplicht digitaal procederen in asiel- en bewaringszaken in alle gerechten. De gebruikers zijn nu heel blij met hun digitale systeem. Hier zitten twee lessen in: invoering is relatief gemakkelijk als het werkproces nauwelijks verandert (les 4) en les 5: zelfs dan duurt het een tijd voordat de gebruikers blij zijn met een nieuw systeem.[8]

Het programma Toezicht heeft het volgende opgeleverd: faillissementscuratoren kunnen sinds november 2015 digitaal informatie uitwisselen met de rechtbank in alle soorten faillissementszaken. Professionele bewindvoerders communiceren vanaf 6 november 2017 digitaal met alle rechtbanken, en deze kring wordt geleidelijk uitgebreid. Hier zit nog wel een les in: geleidelijke invoering werkt goed (Les 6).

Dankzij het project KEI Civiel kunnen advocaten sinds september 2016 digitaal een handelsvordering indienen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland.9 Sinds september 2017 moeten alle handelsvorderingen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland verplicht digitaal ingediend worden. Advocaten zijn blij dat ze digitaal kunnen werken. De administratief medewerkers in de pilotgerechten zijn redelijk tevreden, is de ervaring van het beheerteam bij de rechtspraak-ITorganisatie. De Hoge Raad heeft sinds 1 maart 2017 een portaal waarin in civiele vorderingszaken digitaal geprocedeerd wordt.

De asiel- en de handelsvorderingsprocedures zijn gebouwd op hetzelfde platform. Het zijn volledig digitale, interactieve procedures, met uitzondering van de zitting, nog gewoon in de rechtbank. De procedures gebruiken digitale documenten, digitaal berichtenverkeer en digitaal case management. Dat betekent betere toegang, meer transparantie en veel minder wachttijd, dus snellere doorlooptijden. Dat waren de doelen van KEI, en die zijn voor deze onderdelen ook verwezenlijkt.

Er is een online helpdesk voor de externe gebruikers van de digitale rechtspraak: Het Rechtspraak Service Centrum (RSC).

Deze opsomming laat zien dat veel van de oorspronkelijk beoogde algehele digitalisering van de rechtspraak niet is gerealiseerd.

Dingen gaan mis, maar KEI is niet (helemaal) mislukt

Toen ik tien jaar geleden aan mijn dissertatie werkte vroegen de rechters in mijn rechtbank steeds waarom IT in de rechtspraak invoeren zo moeilijk is. Mijn onderzoek ging over verbeteringen in de rechtspraak: snelheid, toegang, integriteit. Maar ik ontkwam er dus niet aan ook onderzoek te doen naar de vraag waarom het zo moeilijk is. Dat onderzoek leverde – heel kort weergegeven - de volgende inzichten op.

IT-projecten gaan vaak niet goed. Ze leveren niet het gewenste resultaat op, duren langer of worden duurder dan gedacht. De Algemene Rekenkamer deed op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek naar grote IT-projecten bij de overheid. De Rekenkamer rapporteerde in 2007. Uit de rapporten komt naar voren dat meer dan de helft van alle IT-projecten - dus niet alleen die bij de overheid - deels mislukt, en tussen 4 en 15 procent van de projecten mislukt helemaal.[10] Een IT-project kan als mislukt worden beschouwd als de ontwikkelde functionaliteit niet in gebruik wordt genomen, aldus de commissie-Elias, die de IT bij de overheid later nog eens onderzocht.[11] Een project dat meer kost of langer duurt, is dus niet mislukt zolang de functionaliteit in gebruik wordt genomen. Uit de vorige paragraaf blijkt dat er functionaliteit in gebruik is genomen, die deels wel en deels niet in het hele land in de Rechtspraak wordt gebruikt. De KEI-IT-projecten zijn dus niet mislukt, in ieder geval niet helemaal.

We weten uit al die evaluaties intussen wel wat ervoor zorgt dat IT-projecten gedeeltelijk of helemaal mislukken. Meestal is dat onderschatting van de complexiteit. De ontwikkeling, invoering en besturing van IT zijn altijd ingewikkelder dan wij van te voren kunnen overzien. De mislukking zit hem in de onderschatting van het feit dat er complicaties kunnen gaan optreden, en ook van de complicaties die zich in de loop van het proces daadwerkelijk voordoen. Een paar voorbeelden, met illustraties uit de KEIpraktijk.

  • Overheids-IT-projecten zijn politiek ingewikkeld. De Commissie Fundamentele Herbezinning Burgerlijk Procesrecht had geadviseerd bij digitalisering van de civiele rechtspraak het onderscheid tussen dagvaardingszaken en verzoeken te laten vervallen.[12] Omdat daar veel weerstand tegen kwam uit de rechtspraktijk is in het wetgevingsproces het onderscheid gehandhaafd. Dat betekende meer procedures, dus meer software, meer werk en ook meer kosten. Ander voorbeeld: de IT-ontwikkeling moest parallel lopen met het wetgevingsproces. Toen in de loop van het wetgevingstraject in het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 113 werd toegevoegd om een eis van de deurwaarders in te willigen moest het ontwerp voor digitale toegang in civiele zaken drastisch worden herzien, en dat leidde tot flinke vertraging. Nog een voorbeeld: De wetgever wilde de landelijke uitrol van de digitale handelsvordering in één keer uitvoeren, dat was uit een oogpunt van invoering van de nieuwe proceswetgeving het makkelijkst. Maar uit een oogpunt van invoering van een nieuwe digitale werkwijze is het risicovol omdat dan alle gerechten in één keer op het nieuwe systeem over moeten gaan, nieuwe wetgeving en nieuwe werkwijzen gaan toepassen.
  • Programma’s en projecten zijn te ambitieus. KEI zou in drie jaar alle rechtspraakprocessen digitaliseren. Dat zou een besparing van 43% opleveren in de administratieve werklast. KEI zou mede gefinancierd moeten worden met die kostenbesparing. Toen de ontwikkeling langer duurde dan gedacht (zie het vorige punt) werd de kostenbesparing niet gerealiseerd.
  • De programma’s en projecten onderschatten de risico’s en wat er nodig is aan verandering in de organisatie en bij de gebruikers. KEI heeft de kosten van verandering in de organisatie eerst niet begroot, en later nog steeds onderschat. In het bestuursprocesrecht veranderde er maar heel weinig. Maar de vernieuwingen in het burgerlijk procesrecht en de eisen die de wetgeving stelde aan de manier van invoeren bij civiel – verplicht digitaal, invoering in één tranche – maakten die invoering ingewikkeld.

Lessen uit KEI

Op 15 november 2018 maakte de Rechtspraak op rechtspraak.nl bekend wat de nieuwe plannen zijn.[13] Die plannen staan in een brief van de Raad aan de Minister van 6 november 2018. Daaruit wordt duidelijk wat de Rechtspraak ziet als de lessen van KEI. Het zwaartepunt ligt bij de governance: de manier waarop beslissingen over de informatietechnologie tot stand komen, en vervolgens ook uitgevoerd. Les 2 was niet voldoende. Les 7 is daarom: de besluitvorming moet anders, en IT ontwikkelen en invoeren vergt een andere manier van samenwerken dan recht spreken. Daar wil de Rechtspraak dan ook aandacht aan besteden met training en begeleiding. Ik ben benieuwd of dat gaat helpen. Een van mijn eigen lessen uit KEI is dat uiteindelijk een paar mensen op de werkvloer beslissende invloed hadden op de acceptatie van nieuwe IT, en dat de leiding daar niet tegen opgewassen was (les 8).

Maar hoe zit dat nu met KEI Civiel?

De pilotrechtbanken, Gelderland en Midden Nederland, werken met de handelsvordering uit het project KEI civiel. Digitaal procederen is daar verplicht, alle nieuwe handelszaken zijn digitaal. Er zijn sinds de start van de pilot en het moment waarop ik dit stuk schrijf ongeveer 2200 zaken ingediend, en er komen elke week zo’n 40 zaken bij. In juni 2018 heeft de Rechtspraak besloten de pilot niet uit te breiden naar de overige 9 rechtbanken. De Raad heeft daar in de brief aan de minister van 6 november 2018 een heleboel argumenten voor aangevoerd die geen van alle overtuigen: De invoering zou veel tijd, geld en moeite kosten, de kwaliteit van de programmatuur zou omstreden zijn, de invoering is wel technisch verantwoord, de leverancier van het platform stopt met doorontwikkeling ervan. En dan zou de oplossing ver af staan van de te ontwikkelen nieuwe oplossing voor digitale toegankelijkheid.[14] Dit laatste betekent dat de Raad – destijds opdrachtgever van KEI - van gedachten is veranderd over de oplossing. Daarbij moet ook worden bedacht dat de leverancier van het platform al heel lang geleden gestopt is met de doorontwikkeling van de systemen die nu binnen de Rechtspraak draaien, maar de Rechtspraak is er keer op keer niet in geslaagd ze te vervangen. Met de nieuwe oplossing, die nog niet concreet in beeld is, zullen ook tijd, kosten en moeite gemoeid zijn.

Een vraag die vaak gesteld wordt: Bij de Hoge Raad procederen ze civiel wel digitaal; hoe kan dat? In de eerste plaats: in Gelderland en Midden Nederland procederen advocaten in handelszaken al sinds 2016 digitaal. Wij hebben tijdens KEI nauw samengewerkt met het IT-projectteam van de Hoge Raad, en ik zie twee belangrijke redenen: (1) de Hoge Raad heeft weinig of niets veranderd aan de werkprocessen, en (2) de aantallen zaken: er kwamen bij de Hoge Raad in 2017 425 zaken binnen, de pilotgerechten krijgen samen elke week 40 nieuwe zaken, en de Rechtspraak als geheel kreeg aan nieuwe handelsvorderingen tussen 10.000 en 15.000 zaken. Zo’n veel grotere instroom stelt andere eisen aan het digitale proces. Het is bijvoorbeeld moeilijker en tegelijkertijd noodzakelijker om overzicht over de zaken te houden. Ook invoering is gecompliceerder bij 11 rechtbanken dan bij één Hoge Raad.

Het was al bij het begin van de pilot met civiel in september 2017 duidelijk dat de Rechtspraak financieel in de problemen was geraakt doordat er minder zaken worden ingediend, en natuurlijk ook omdat er meer geld dan voorzien aan KEI was uitgegeven. In de pilot bleek ook dat de invoering lastiger was dan gedacht. De keerzijde van les 4: werkproces en IT tegelijk veranderen is lastig. En Les 5 was immers al, dat het een tijd kan duren (soms wel twee jaar) voor gebruikers een beetje tevreden zijn met de nieuwe IT. Maar het ongemak leidde er al snel toe dat binnen de Rechtspraak de bereidheid om de digitale handelsvordering in te voeren niet overal heel groot was.

Uit de brief blijkt helemaal niet of er wel moeite is gedaan om een meer beheerste manier van invoeren te bedenken. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de gerechten op vrijwillige basis een voor een aan te sluiten. De ervaring van het ene gerecht kan dan dienen om de volgende gerechten te helpen ook over te stappen. Het was ondanks alles gelukt was om een digitale procedure voor de handelsvorderingen te bouwen die de KEI-doelstellingen verwezenlijkte en aantoonbaar sneller, transparanter en toegankelijker is. De advocatuur is er blij mee. Maar dit alles legde bij het besluit kennelijk geen enkel gewicht in de schaal.

Hoe nu verder?

De Rechtspraak heeft zijn IT-ambitie flink teruggeschroefd. De nadruk gaat liggen bij digitale toegang, en niet langer bij automatisering van rechtspraakprocessen, aldus de brief van de Raad. Het komt er op neer dat alleen het in- en het uitpostvak van elk gerecht gedigitaliseerd wordt en dat er een digitaal zaak- en werkdossier ontstaat waarin binnen een gerecht kan worden samengewerkt. Door middel van het systeem kunnen zaken worden gestart en kunnen stukken en berichten digitaal worden ingediend, uitgewisseld en opgehaald. Ook kan in het systeem een digitaal dossier worden opgebouwd dat door partijen of procesvertegenwoordigers digitaal kan worden geraadpleegd. In Oostenrijk is in het verleden ook voor het startpunt van digitaal indienen, ofwel e-filing, gekozen, dus het is een bewezen methode. Dat is overigens geen garantie voor succes in een andere context. De Raad waarschuwt dat dit uitgangspunt, geen nadruk meer op automatisering, wel tot gevolg heeft dat er geen verlichting van de administratieve werklast verwacht wordt, en dus ook geen kostenbesparing. De oude systemen blijven draaien.

Gaan de lessen uit KEI werken?

Les 1 en les 2, de Raad voor de Rechtspraak die de innovatie in de Rechtspraak stuurt, hebben niet het beoogde resultaat gehad.

Het was eind 2017 al duidelijk dat de programmastructuur van KEI niet geschikt was voor de invoering van Enterprise IT: een integraal werkprocessysteem, inclusief nieuwe wetgeving en werkprocessen. De overgang naar een permanente ontwikkelorganisatie lag dus voor de hand. Uit de brief van de Raad valt niet af te leiden in welke wereld de nieuwe oplossing thuishoort, nu wordt gefocust “op informatie, en niet langer op processen”.

Les 3 was: de IT moet zo eenvoudig mogelijk, en les 4 was: proces en IT tegelijk is moeilijk. Digitaal indienen en een digitaal zaakdossier raadplegen, en binnen de rechtspraak samenwerken aan een digitaal dossier en binnen betekenen ontegenzeggelijk Enterprise IT. Daar zijn vastgestelde, gestandaardiseerde processen voor nodig. Het valt te bezien of les 4 gaat werken. We hebben in KEI Civiel bij al deze onderwerpen complicaties ondervonden die we niet hadden kunnen voorzien, zoals bijvoorbeeld met autorisaties. Bovendien is voor Enterprise IT veel strakkere aansturing vereist dan bij Network IT. In de brief staan voornemens voor een strakkere aansturing (les 7), maar toch bleek dat de Raad daar bij KEI voor is teruggeschrokken (les 8). Dat heeft ook te maken met les 5: het kan lang duren voordat de gebruikers tevreden zijn met de nieuwe functionaliteit. Les 6 was: geleidelijke invoering gaat goed. We hebben bij KEI onderzocht of we ontwikkeling en de invoering geleidelijk konden doen, maar dat was niet mogelijk. Meer procesvereenvoudiging (terug bij les 3) zal wel kunnen helpen, bijvoorbeeld door bij Civiel alsnog het onderscheid tussen vorderingen en verzoeken te laten vervallen. De aansturing moet met al deze onzekerheden, die inherent zijn aan IT-ontwikkeling, niet alleen strak, maar ook flexibel zijn om adequaat de complicaties het hoofd te kunnen bieden.

Kortom: veel is nog onzeker, en het is nog veel te vroeg om een oordeel te hebben over het vervolg van KEI. 

Weggooien is zonde

De Raad noemt de uitkomst bij Civiel in de brief van 6 november aan de Minister een ‘bittere pil’. Die ‘uitkomst’ is een systeem dat werkt, dat veel verbetering betekent, maar dat nog niet overal ingevoerd is. De huidige gebruikers zijn gemiddeld tevreden. Verdere invoering kost geld en tijd, maar daar tegenover staat het idee voor een nieuwe, onzekere ‘oplossing’ die ook tijd en meer geld gaat kosten. Als nou de nieuwe proceswetgeving gaat gelden in het hele land, en digitaal procederen wordt – om wat voor reden dan ook – vrijwillig in plaats van verplicht, dan hoeft alleen KEI handelsvordering nog maar ingevoerd te worden. Dat kan, zoals ik hierboven heb uitgelegd, op een manier die voor de gerechten niet bezwarend is. De argumenten over de programmatuur en de platformleverancier zijn allebei omstreden. Er zijn nogal wat experts die zeggen dat de programmatuur nog minstens tien jaar mee kan. De voordelen zijn groot, en bovendien bewezen. Zeker is dat die voordelen met de nieuwe, nog onzekere, oplossing niet gehaald gaan worden. Ik vind dat de Rechtspraak tekortschiet als hij de digitale handelsvordering weggooit. Invoeren dus.De echte knelpunten zitten volgens de Raad bij de civiele proceswetgeving. In de brief van de Raad van april 2018 schrijft de Raad aan de Minister: Een vanzelfsprekend uitgangspunt bij deze maatregel is dat voldaan blijft worden aan de wetgeving die aan de basis ligt van de digitalisering. In november 2018 stelt de Raad iets heel anders voor: de vernieuwingen in Rechtsvordering die alleen betrekking hebben op procesvernieuwing kunnen blijven15. De Raad wil de wetgeving wel zo aangepast hebben dat er eerst op vrijwillige basis digitaal geprocedeerd kan worden. In de twee pilotgerechten geldt nu ander procesrecht dan in de rest van het land. De Raad wil deze situatie terugdraaien, om alle gerechten weer op gelijke voet te krijgen. Gesteld al dat de minister hier in mee zou willen gaan, dan is nog onzeker op welke termijn dat gerealiseerd wordt en hoe.

Eindnoten

1. Adviesraad Informatievoorziening Zittende Magistratuur, Informatiebeleidsplan Rechtspraak 2005. Den Haag 2000.

2. Reiling, Dory. Technology for Justice, how information technology can support judicial reform. Amsterdam, Leiden 2010. Leiden University Press (diss. 2009)

3. McAfee, Andrew, Mastering the Three Worlds of Information Technology, Harvard business Review, November 2006

4. Wel had ik met het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) afgesproken dat het civiele systeem niet meer dan één werkwijze zou ondersteunen.

5. Lessig, Lawrence, Code: And Other Laws of Cyberspace, New York 1999.

6. Ik gebruik de term Rechtspraak, met een hoofdletter, als aanduiding voor het geheel van de organisatie.

7. Dit onderdeel is ontleend aan een artikel in de Legal Tech Special van Computerrecht, Computerrecht 2018/52

8. Voor de prejudiciële procedure in belastingzaken is er het digitale portaal bij de Hoge Raad.

9. Het project is later hernoemd naar KEI Handelsvorderingen.

10. Algemene Rekenkamer 2007. Lessen uit ICT-projecten bij de overheid. Deel A, Deel B (2008).

11. Parlementair onderzoek naar ICT-projecten bij de overheid. Kamerstukken II 2014/15, 33326, 5

12. Asser, W.D.H., H.A. Groen, J.B.M. Vranken met I.N. Tzankova. Uitgebalanceerd. Eindrapport Fundamentele Herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht. Den Haag 2006. De Commissie bracht in 2003 al een eerste rapport uit.

13. Persbericht op Rechtspraak.nl van 15 november 2018 en brief van de Raad voor de Rechtspraak aan de Minister voor Rechtsbescherming van 6 november 2018 .

14. Persbericht op Rechtspraak.nl van 28 juni 2018.

15. Dat zijn bijvoorbeeld nieuwe terminologie zoals “procesinleiding”, vervallen van automatische re- en dupliek en maximumtermijnen in plaats van vaste termijnen.

Titel, auteur en bron

Titel

Lessen leren uit KEI

Auteur(s)

Dory Reiling

Bron

Tijdschrift voor Internetrecht, IR 2018, afl. 5-6, p. 221

Permanente link

Huidige versie

https://www.openrecht.nl?jcdi=JCDI:ALT299:1