We worden met enige regelmaat opgeschrikt door berichtgeving over illegale opneming van kinderen met als doel ze te adopteren en een veilig thuis te bieden. Soms argeloze, soms ook zeer berekende volwassenen, omzeilen de wet.[1]
Inleiding
De afgelopen jaren worden we in de kranten met enige regelmaat opgeschrikt door berichtgeving over illegale opneming van kinderen met als doel ze te adopteren en een veilig thuis te bieden. Soms argeloze, soms ook zeer berekenende volwassenen, omzeilen de wet.
De wens om een kind op te voeden is groot. Via internet of via andere contacten is het krijgen van een kind relatief eenvoudig. Alle middelen lijken gerechtvaardigd en … het maakt toch eigenlijk niet zo veel uit? Uiteindelijk krijgt het kind het toch goed in het nieuwe gezin? Klopt dat wel? Wat is het belang van het kind? Maakt het uit of het om een baby gaat of een ouder kind? Wanneer wordt het belang van het kind het beste gediend en welke middelen zijn wel of niet geoorloofd wanneer er sprake is van een illegale opneming in een gezin?
In dit opiniërende artikel, ga ik in op wat het omzeilen van de wet en illegaal opnemen van kinderen vanuit psychologisch perspectief kan betekenen. Helaas is dit geen onderwerp waar onderzoek naar is gedaan, noch een onderwerp dat breed in de belangstelling staat. Algemene theorie en ervaring met adoptie en illegale opneming zijn derhalve leidend.
Opvallend is dat onderzoek ontbreekt, terwijl een deel van de incidenten breed wordt uitgemeten in de media. Daarbij denk ik aan babies Donna en baby J. of aan berichtgeving over kinderroof in landen als China of India. Bij gebrek aan onderzoek wordt het debat geleid door meningen en emotie.
Illegale adoptie versus de lange legale procedure
Het gaat bij illegale adoptie in Nederland jaarlijks om een handjevol kinderen, althans zo wordt geschat. De vrees is echter dat door de verschuivingen in de praktijk van interlandelijke adoptie, dit aantal toe zal nemen.
Veel aspirant-adoptieouders wachten jarenlang op een kind: vijf jaar of langer is geen uitzondering. Het gaat om duizenden wachtende ouders. Ondertussen komen er jaarlijks slechts rond de zevenhonderd kinderen naar Nederland en worden er circa twintig kinderen per jaar binnenlands geadopteerd.[2] Er is daarmee een spanningsveld tussen adoptievraag van kinderen (klein aantal) en adoptievraag van ouders (groot aantal).
De meeste aspirant-ouders kiezen voor adoptie uit een diepgewortelde kinderwens. Deze wens zou het best beantwoord worden met de adoptie van een baby. Juist baby-adopties van geheel gezonde kinderen lopen in aantal fors terug: in 2010 betrof het 12% van alle binnenkomende kinderen.[3] Het merendeel van de binnenkomende kinderen heeft een zogenaamde ‘special need’ (61% in 2010, SAV[4]). Daarmee wordt bedoeld dat zij een speciale opvoedingsbehoefte en speciale ontwikkelingsvraag hebben. Zij zijn ouder dan twee jaar bij aankomst of hebben een (al dan niet operabele) handicap, ziekte, traumatische voorgeschiedenis (denk aan verwaarlozing, mishandeling e.d.). Adoptie is de enige kans op een gezinsopvoeding voor deze kinderen.
Vaak vergaat het hen goed en halen zij — mede dankzij geduld, alertheid en sensitief ouderschap van adoptieouders — groei- en ontwikkelingsachterstanden in. Zeker wanneer hun ontwikkeling wordt vergeleken met kinderen die achterbleven in kindertehuizen, is het resultaat van adoptie bijzonder (Van IJzendoorn & Juffer, 2006[5]). De kanttekeningen die de volwassen geadopteerden ons hierbij meegeven is dat het hen vaak goed gaat, maar dat het niet eenvoudig is om geadopteerd te zijn (Harris, 2006[6]; Wekker e.a., 2006[7]). Een leven lang zijn er extra thema’s die voortkomen uit het afgestaan zijn ter adoptie, het niet kunnen of mogen opgroeien in het geboorteland bij het geboortegezin (Brodzinsky Schechter & Marantz Henig, 1992[8]). Sommigen vinden zelf hun weg hierin. Toch is er een relatief groter aantal geadopteerden dat ooit een beroep doet op hulpverlening (Tieman, 2006[9]; Juffer & Van IJzendoorn, 2008). Vragen rond afkomst, afstand, adoptie en identiteit spelen dikwijls een rol (Bakker-van Zeil, 1994-2002[10]; Lee, 2005[11]).
Als we weten dat achterstanden ingehaald worden, is het dan nog erg wanneer een adoptie illegaal tot stand kwam? Welke dimensie voegt illegaliteit toe? Zoals al eerder gezegd, ontbreekt onderzoek en systematische follow-up van de kinderen die het betreft. Het is evenwel veilig te stellen dat illegaliteit afgestaan en geadopteerd zijn nog complexer maakt. Niet alleen hebben de wensouders een strafbaar feit begaan om het kind te verkrijgen, ook heeft de moeder (en soms samen met de vader) het kind weggedaan. Soms is er sprake van kinderroof en krijgt de handelaar het geld, terwijl de ouders niet weten wat er met hun kind gebeurd is. In illegale zaken gaat vaak veel geld om. De bodem in het leven van het kind is gebouwd op een zakelijke transactie, hetgeen de mens degradeert tot koopwaar. Het kind is verkocht en gekocht.
Als dit bewust gebeurd is, is de vraag of de koopouders-daders dit feit met hun opvoeding ooit goed kunnen maken? Wat betekent dit eigenlijk voor een kind? Hoe kunnen we het kind recht doen als het in een dergelijke situatie terecht is gekomen? En wat als het onbewust is gedaan, goedbedoeld, is het dan erg?
Allereerst is er internationaal en nationaal gekozen voor een civielrechtelijk kader waarbinnen afstand en adoptie zich afspelen. Een kader met een kinderrechtelijke signatuur, waarbinnen rechten van kinderen eerste startpunt zijn. Zo is de belangrijkste afspraak het subsidiariteitsbeginsel: een kind kan slechts voor buitenlandse adoptie in aanmerking komen wanneer er aan voorwaarden voor zowel de afstand als de adoptie is voldaan. Belangrijke voorwaarden zijn:
– Zorgvuldige afstandsprocedure, waarbij de ouders begeleid zijn en alternatieven zijn besproken. Ook moet er na de geboorte een periode zijn van bijvoorbeeld drie maanden, waarop zij op hun besluit terug kunnen komen. Ter illustratie: in Nederland gaat met enige regelmaat een voorgenomen afstand niet door (mond. comm. Raad voor de Kinderbescherming).[12]
– Alle andere mogelijkheden voor gezinsopvoeding in het geboorteland zijn onderzocht en niet mogelijk gebleken.
– De adoptieouders zijn voorbereid door middel van groepsbijeenkomsten en gescreend door de Raad voor de Kinderbescherming. Zo zijn zij voorbereid op hun speciale opvoedingstaak. Indien de screening (o.a. ook een justitiële en medische screening) geen risico’s aantoont, krijgen zij een beginseltoestemming en mogen formeel adopteren.
Bij illegale adopties worden bovenstaande voorwaarden helemaal niet of maar ten dele vervuld. De procedure kan vaak snel plaatsvinden, zonder tussenkomst van instanties. Er is geen controle op de instantie of persoon die de adoptie regelt. Dat betekent vaak ook een jonger kind (de vaak felbegeerde gezonde baby) dan wanneer er via reguliere procedures geadopteerd wordt. Als het kind geroofd is, is er een echtpaar of moeder in het geboorteland die niet weet wat er met het kind gebeurd is.
Als het kind eenmaal in het adoptiegezin is opgenomen, duurt het vaak enige tijd eer duidelijk wordt dat er sprake zou kunnen zijn van illegale opneming. Is dat het geval, dan komt pas de vraag of en zo ja onder welke condities, de ontstane opvoeder-kindband doorbroken zou moeten worden.
Gehechtheidsrelaties
Juist bij illegale opneming is regelmatig geopperd dat je de gehechtheidsrelatie die eenmaal gevormd is, niet doorbroken mag worden. Deze opvatting is er (mede) debet aan dat eenmaal ontdekte illegale opnemingen amper worden teruggedraaid. Echter, de vraag blijft open of een vanuit valse voorwendsels opgebouwde gehechtheidsrelatie sterk genoeg is, om de voorgeschiedenis en de daaruit voortkomende vragen op een zinvolle manier voor het kind te beantwoorden.
De basis voor gehechtheidsrelaties wordt in het eerste levensjaar gelegd en ontwikkelt zich gedurende het latere leven. Kinderen bouwen gehechtheidsrelaties op met alle verzorgers die zij kennen (zie o.a. Juffer, 1993[13]; Van IJzendoorn & Juffer, 2006[14]; Van IJzendoorn, 2008[15]). Daarbij is sprake van een verschil in die relaties: sommige zijn sterker dan andere. Dit is vooral afhankelijk van de gemiddelde duur van de aanwezigheid van de verzorger samen met de mate van emotionele beschikbaarheid van de verzorger (sensitieve responsiviteit). Deze sensitiviteit vergt van ouders dat zij zich aanpassen aan de veranderende behoeften van hun kinderen gedurende het leven (Golding, 2008[16]; Gray, 2002, 2005[17]; Hughes, 2009[18]).
Doorbreken gehechtheid
Het levenslange ontwikkelingsverloop van gehechtheid brengt met zich mee, dat afgebroken of doorbroken gehechtheid opgepakt kan worden. Daarbij rijst wel de vraag of ontwikkelingskansen van een kind ernstig worden geschaad wanneer het wordt overgeplaatst naar een ander gezin. In principe is elke overplaatsing traumatisch en daarmee risicovol: een overplaatsing zal (diepe) sporen nalaten.
Soms zal de basis die gelegd is voor gehechtheid in het gezin van illegale opneming dienen als fundament voor het aangaan van een daadwerkelijke opvoedersrelatie in een gezin waar een betreffend kind volwassen kan worden. Heel belangrijk is dan de leeftijd van het kind en de reden die het kind krijgt voor zijn of haar overplaatsing.
Het risico dat een breuk in continuïteit in opvoedingssituatie de gehechtheidsontwikkeling zal schaden kan in een bepaalde situatie een risico zijn dat genomen moet worden. Om dit risico te minimaliseren is intensieve, specialistische begeleiding nodig ten tijde van de overplaatsing en eerste ingroei in een nieuw gezin. Duidelijk moet zijn dat het nieuwe gezin een permanent gezin zal zijn. Alleen vanuit een volledig veilige, voorspelbare en betrouwbare opvoedingssituatie bij adoptiefouders die voorbereid zijn op en opgewassen zijn tegen hun taak kan ervoor gezorgd worden dat een geadopteerde zich kan ontwikkelen tot een zelfstandige volwassene voor wie de adoptiestatus een geïntegreerd deel vormt van de identiteit.
Veerkrachtige kinderen
Het feit dat een illegaal opgenomen kind zich goed ontwikkelt is vaak gebruikt als contra-indicatie voor het overplaatsen van een illegaal opgenomen kind. Toch kan dit niet alleen maar en uitsluitend toegeschreven worden aan het handelen van de primaire opvoeders. Longitudinaal psychologisch onderzoek leert ons dat er een groep kinderen is die vanuit zichzelf veerkrachtig zijn en zich ondanks minder goede randvoorwaarden toch goed ontwikkelen. Werner (1989)[19] stelt dat zulke kinderen die van jongs af aan actief, sociaal-responsief, autonoom en positief sociaal ingesteld zijn en ‘veerkrachtig’ gedrag vertonen zich beter ontwikkelen dan kinderen die dit niet doen. Dergelijke kinderen kunnen sociaal competent genoemd worden en zijn in staat om zelf hulp- en steunbronnen aan te boren: zij kunnen gezien hun situatie ‘vulnerable but invincible’ genoemd worden. Zo’n kind lokt sensitief en responsief gedrag uit bij zijn opvoeders. Vaak zal het lastig zijn te bepalen welk aandeel in de interactie aan het kind en welk aandeel aan de opvoeders toe te schrijven is, maar het aandeel van het kind mag niet vergeten worden. Een gerichte observatie en onderzoek door een psycholoog kan helpen om het aandeel van het kind en dat van ouders te ontrafelen.
Leeftijd en mening van het kind
De leeftijd van het kind en de manier waarop het op plaatsing bij zijn (illegale) ouder(s) is voorbereid is van groot belang. Niet alle kinderen die illegaal in een gezin wonen, waren baby’s bij aankomst. Af en toe gaat het om oudere kinderen. Vanaf het moment dat het kind kan praten en enig begrip heeft bij wie en hoe het woont en leeft, is het belangrijk de visie van het kind mee te nemen. Sommige kinderen is een nieuw thuis beloofd, een voor altijd mogen blijven in het nieuwe gezin. Zij zijn zich vanuit deze onvoorwaardelijke basis gaan hechten aan hun nieuwe ouders. Zeker wanneer een kind vier jaar of ouder is, is dit wezenlijk en moet goed nagedacht worden of een overplaatsing het kind betere opgroeimogelijkheden biedt dan het blijven in het (illegale) gezin. Voor dat laatste is wel een voorwaarde dat het kind zo snel mogelijk leert hoe het in het gezin is gekomen en waarom ouders deze weg hebben bewandeld. Therapeutische ondersteuning is daarbij nodig. In theorie kan het zo zijn, dat daarna het kind niet meer bij ouders wil wonen en er alsnog een overplaatsing gerealiseerd moet worden.
Zorgvuldigheid en transparantie
Allereerst ontbreekt een juridische basis voor illegale opneming, vooral ook ontbreekt transparantie en zorgvuldigheid. Veelal is het proces dat tot afstand heeft geleid niet helder. Het is niet duidelijk waarom dit kind niet bij ouders kon blijven, wat er gedaan is om het recht van dit kind in eigen land, bij familie, in het netwerk of in een pleeggezin te blijven en wat de reden was dat dit kind afgestaan werd. Afstand, dat is waar het om gaat bij adoptie: niet de adoptie doet pijn, maar het afgestaan zijn (Soll & Buterborough, 2003).
Volwassen geadopteerden moeten zin geven aan het feit dat zij zijn afgestaan, dit wordt bemoeilijkt naarmate er onduidelijkheid is over de context waarin de afstand plaatsvond.
Onderzoek en ervaring laten zien dat het afstandsproces wanneer dit wel wordt begeleid en de optie echt open is om de afstand te herroepen, veel moeders terugkomen op hun eerste besluit tot afstand en zelf voor hun kind blijven zorgen (Bos, 2007[20]; mond. comm. Raad voor de kinderbescherming, 2009). Als een kind bij de mensen blijft die het illegaal opnamen, moeten zij bereid zijn om dit met het kind aan te gaan en het te helpen dit een plaats te geven. In eerlijkheid en openheid.
Opvoedersgedrag
Gehechtheid en het aangaan van een opvoedingsrelatie vraagt van ouders dat zij hun behoeften ondergeschikt kunnen maken aan die van het kind. Dat is in het geval van een illegale opneming meestal niet gebeurd. De wens van de ouders was leidend, niet de behoefte aan andere opvoeders van het kind. Daarmee valt te betwijfelen of ouders die bewust kiezen voor illegale opname belangrijke opvoedingsvaardigheden als perspectief nemen en reflectie op zichzelf als ouder maar vooral ook op de behoeften en opvoedingsvragen van het kind bezitten. De vraag is of zij hun actie kunnen repareren naar het kind toe. Daar zal gedegen psychologische ondersteuning voor nodig zijn!
Opgroeien na illegaliteit?
Wezenlijke vraag is of een kind een groot kan worden en uit kan groeien tot een evenwichtige volwassene met het besef dat hij/zij ‘onrechtmatig’ verkregen is door haar ‘ouders’ en dat de oorspronkelijke ouder niet uit onmacht of onvermogen de opvoeding niet uitvoerde, maar uit winstbejag. Een dergelijke basis van een mensenleven belemmert volgens ervaringsdeskundige therapeuten de identiteitsvorming en de ontwikkeling van hetzelf en vraagt om een proces om hier zin aan te leren geven (Soll, 2000[21]; Soll & Buterborough, 2003[22]).
Terugkeer naar het geboorteland
Wanneer een kind geroofd is en door biologische familie wordt teruggevonden, komt de vraag naar boven of het kind in zo’n situatie terug zou moeten keren? Hier zou geput kunnen worden uit ervaringen van de pleegzorgsector en samen met beide ouderparen gewerkt kunnen worden aan een vorm van ‘inclusief’ ouderschap waarbij het kind letterlijk een ouderpaar erbij ‘wint’ het maken van keuzes wordt vermeden en beide betrokken ouderparen geen rivaliteit ervaren (Haans, Robbroeckx, Hoogeduin & Van Beem-Kloppers, 2004[23]). Kanttekening is dat bij interlandelijke adoptie hier ook interculturele verschillen en opvattingen een belangrijke rol spelen en sensitief benaderd moeten worden.
Levensgeschiedenis en identiteit
In het kader van adoptie en pleegzorg is het van wezenlijk belang dat de levensgeschiedenis en het verhaal voorafgaand aan de plaatsing van dit kind eenduidig is. In dit verhaal mogen geen dissonanten voorkomen. Daarmee bedoel ik dat voor de ontwikkeling van een stevige persoonlijkheid van een kind, sensitiviteit, eerlijkheid en echtheid van de opvoeders nodig is. Wanneer opvoeders voorafgaand aan een adoptie of pleeggezin plaatsing insensitief zijn geweest voor de belangen van hun kind en daarbij de eigen kinderwens boven alles hebben gesteld en op (semi-) illegale wijze een kind hebben verkregen, hebben zij zich niet betrouwbaar opgesteld. Daarmee is de basis die zij het kind bieden gecompromitteerd. Het blijft een enorme opgave om dit te herstellen en per situatie moet worden nagegaan of dat wel of niet mogelijk is.
Het kind kan zich aanvankelijk hechten, maar zal later in het leven het ware verhaal horen. Dit verhaal klopt niet met het beeld dat het kind van zichzelf en de wereld heeft verworven. De samenhang tussen de innerlijke wereld en de externe werkelijkheid wordt verstoord met als meest waarschijnlijk gevolg een enorm innerlijk conflict dat een harmonieuze identiteitsvorming in de weg staat. Tekenend in dezen is het commentaar van Joe Soll (27 januari 2009, e-mail), volwassen, therapeut en wetend dat hij gekocht is door zijn adoptieouders: “The biggest problem that I see is the anger of the adoptee as an adult to find out that he or she was purchased and the difficulty of having a reunion and the inherent pain of that”. Niet alleen blijken de adoptie-ouders niet te zijn wat het kind altijd gedacht heeft dat zij waren, daarbovenop komt nog de pijn dat de eerste moeder, de geboortemoeder het kind voor geld verhandeld heeft. Het kind heeft daarmee zijn leven gebouwd op onbetrouwbaarheid: op mensen van wie het is gaan houden, wiens voorbeeld gediend heeft voor het opbouwen van een zelfbeeld en identiteit.
Strafrecht en Civiel Recht
Adoptie speelt zich af in het civielrechtelijk kader. Illegaal een kind opnemen is weliswaar strafbaar, maar zolang er geen sprake is van uitbuiting, is het een zaak die mild bestraft wordt. Dit levert in de praktijk een spagaat op: het OM zou op moeten treden maar heeft weinig middelen, de Raad voor de Kinderbescherming die ingeschakeld wordt om na te gaan hoe het met het kind gaat wil enerzijds wel naar het kind kijken maar kijkt veelal ook naar de juistheid van handelen. In dat laatste geval kan het zijn dat zij striktere maatregelen of een handelwijze voorstaat (zoals het weghalen van een ouder kind uit een gezin) die in feite op dat moment niet of niet meer in het directe belang van het kind zijn, maar eerder ingegeven zijn vanuit het perspectief van verdragen toe willen passen, sancties willen uitdelen. Een taak die mijns inziens bij het OM hoort te liggen.
Ik zou de politiek willen verzoeken te zorgen voor duidelijkheid in dezen, zodat de Raad kan doen wat haar basistaak is, namelijk het belang van het kind te borgen en daarnaast in een parallel proces daders van onrechtmatige handelingen bestraft kunnen worden. Indien het niet in het belang van het kind is om het kind over te plaatsen, zal een andere (taak- of werk)straf uitgevoerd moeten worden. Het zou mijn voorkeur hebben om een straf te bedenken die een directe relatie heeft met opvoeden zoals gedurende lange tijd (weekend)opvanggezin zijn voor kinderen uit Nederlandse tehuizen.
Het belang van het kind
Elk kind heeft belang bij een gezinsopvoeding – binnen een ‘goed’ gezin ontwikkelt een kind zich het beste. Echter als het kind via een illegale weg in dat gezin is beland, ontstaat een complex vraagstuk waar geen pasklare oplossing voor is.
Elke casus moet individueel beoordeeld worden, waarbij niet alleen het hier en nu, maar vooral ook de voorgeschiedenis, de situatie rond de afstand (al dan niet geroofd) en de verwachte impact van de ontstane situatie voor het latere leven in ogenschouw genomen moeten worden. De leerbaarheid, bereidheid van de ‘daders’ — ouders om hun handelingen te repareren en het kind te volgen, ruimte te maken voor het biologische ouderpaar wanneer dit aan de orde is — zijn heel belangrijk. De feiten moeten verzameld worden en worden beoordeeld. De beslissing die dan genomen wordt om het kind al dan niet over te plaatsen, heeft altijd grote, onomkeerbare gevolgen.
Het principe dient te zijn om illegale plaatsingen te stoppen, echter leeftijd van het kind, het alternatief, de opstelling van de ouders en de mogelijkheid van het kind om zijn eigen levensgeschiedenis op zinvolle wijze te ervaren, moeten leidend zijn.
Bepalend is ook snelheid van handelen: een illegale zaak verdient een snel handelingsprotocol. Wanneer onderzoek, rechtszaak en hoger beroep meer dan een jaar aanhouden, wordt overplaatsen vanuit perspectief van het kind steeds moeilijker en veelal steeds minder in het belang van het kind.
Interlandelijke adoptie is bedoeld voor kinderen die op geen enkele andere wijze in hun geboorteland in een gezin konden opgroeien. Echter, alleen als de afstand en coaching van ouders zorgvuldig is gebeurd en adoptieouders grondig zijn voorbereid op de komst van hun kind, is er een eerlijke en oprechte basis voor het verdere leven. Daarin is ook een rol weggelegd voor de geboortefamilie: een rol op afstand of een rol dichterbij al naar gelang goed is voor het kind in kwestie. Van daaruit kan het kind ‘worden wie het is’ en op ongecompromitteerde wijze een eigen identiteit ontwikkelen.
Het is van groot belang dat procedures goed gevolgd worden maar óók dat er per casus goed gekeken wordt naar het kind in kwestie. Het zin geven aan afstand en adoptie zonder dat daar illegaliteit bij komt kijken, is al ingewikkeld genoeg.
Eindnoten
1. Dr. Anneke J.G. Vinke is vrijgevestigd Kinder- en Jeugdpsycholoog/GZ-psycholoog en gespecialiseerd in interlandelijke adoptie (www.adoptiepraktijk.nl). Zij is als onderzoekscoördinator verbonden aan het Adoptie Driehoek Onderzoekscentrum (www.adoptionresearch.nl). Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.
2. 2009: 684 kinderen, waarvan 52% met een Special Need; 2010 705 kinderen 61% met een Special Need. Centrale, landelijke registratie van aantallen Special Needs adopties vindt plaats sinds 2009. Bron: Stichting Adoptie Voorzieningen.
3. Ministerie van Justitie (2011). Adoptie: Trends & analyse. Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2007-2011. Tabellen 1.1 & 6-2010: 705 geplaatste kinderen waarvan 87 < 1 jaar.
4. 2009: 52%; mond. Comm SAV 2010: 61%. Categorie indeling special needs, Adoptie.nl.
5. M.H. Van IJzendoorn & F. Juffer (2006), ‘The Emmanuel Miller Memorial Lecture 2006. Adoption as intervention. Meta-analytic evidence for massive catch-up and plasticity in physical, socio-emotional, and cognitive development’, Journal of Child Psychology and Psychiatry 47, p. 1228-1245.
6. P. Harris (ed.) (2006), In search of belonging. Reflections of transracially adopted people, London: BAAF.
7. G. Wekker e.a. (2006), Je hebt een kleur, maar je bent Nederlands. Identiteitsformaties van Geadopteerden van Kleur, Utrecht: Universiteit, Wetenschapswinkel Letteren.
8. D.M. Brodzinsky, D. Schechter & R. Marantz Henig (1992), Being adopted, New York: Anchor books.
9. F. Juffer & M.H. Van IJzendoorn (2008), ‘Adoptie als interventie (2). De opmerkelijke inhaalslag van adoptiekinderen en de plasticiteit van hun ontwikkeling’, Kind en Adolescent 29, nr. 1, p. 31-49.
10. T. Bakker-van Zeil (1994-2002), Adoptie in Beeld (verzamel video; vier films), Utrecht: Metropolis film.
11. B. Lee (2005), Adopted the movie, www.adoptedthemovie.com.
12. Dit maakt o.a. dat kinderen vaak al enige maanden tot 1 jaar oud zijn voordat interlandelijke adoptie overwogen wordt.
13. F. Juffer (1993), Verbonden door adoptie. Een experimenteel onderzoek naar gehechtheid en competentie in gezinnen met een adoptiebaby, Amersfoort: Acco.
14. M.H. Van IJzendoorn & F. Juffer (2006), ‘The Emmanuel Miller Memorial Lecture 2006. Adoption as intervention. Meta-analytic evidence for massive catch-up and plasticity in physical, socio-emotional, and cognitive development’, Journal of Child Psychology and Psychiatry 47, p. 1228-1245.
15. M.H. Van IJzendoorn (2008), Opvoeding over de grens, Amsterdam: Boom.
16. K. Golding (2008), Nurturing Attachments, London: Jessica Kingsley.
17. D.B. Gray (2007), Nurturing Adoptions, Indianapolis: Perspectives; D.B. Gray (2002), Attachting in Adoption, Indianapolis: Perspectives.
18. D. Hughes (2009), Attachment Focused Parenting, New York: Norton.
19. E.E. Werner (1989), ‘High risk children in young adulthood: a longitudinal study from birth to 32 years’, American Journal of Orthopsychiatry 59, p. 72-81.
20. P. Bos (2007), Once a mother. Relinquishment and adoption from the perspective of unmarried mothers in South India, Radboud Universiteit Nijmegen, academisch proefschrift: auteur.
21. J. Soll (2000), Adoption healing… a path to recovery, Baltimore: Gateway press.
22. J. Soll & K.W. Buterborough (2003), Adoption healing…. A path to recovery for mothers who lost their children to adoption, Baltimore: Gateway Press.
23. G. Haans e.a. (2004), Methodiekboek ouderbegeleiding bij roldifferentiatie. Ouders helpen bij het invullen van de ouderrol na plaatsing van hun kind in een pleeggezin, Amsterdam: SWP.