Deze zaak gaat over auteusrecht op software. In het bijzonder over de gebruikersinterface van een computerprogramma, van een webapplicatie, een app.[1] De eiser krijgt (grotendeels) gelijk, maar mag de app in kwestie op zijn beurt niet zonder toestemming van gedaagde exploiteren.
Inleiding
1
De bescherming van computerprogramma's en -interfaces is in de bouwwereld waarschijnlijk geen dagelijkse kost, maar wel iets dat steeds vaker op het bordje van de bedrijfsjurist en zijn of haar advocaat terechtkomt. Het is geen uitzondering dat bij bouwprojecten de ‘dedicated software’ al bij de aanbesteding wordt meegenomen. En, zoals overal waar sprake is van grote complexe projecten met veel logistieke uitdagingen, maken ook bouwondernemingen in toenemende mate gebruik van specifiek voor hen ontwikkelde maatwerksoftware of ten behoeve van hen aangepaste customized standaardsoftware. Een relevante rechtsvraag is dan wie de rechten heeft daarop. In dat licht is begrijpelijk dat ook in de wereld van het bouwrecht belangstelling is voor de bescherming van computerprogramma’s. De relevantie van de onderhavig uitspraak ligt daar.
2
In de uitspraak gaat het onder andere om de bescherming van gebruikersinterface van een computerprogramma. Een computerprogramma of software kan auteursrechtelijk zijn beschermd. In artikel 10 van de Auteurswet (Aw) staat dat onder 'werken van letterkunde, wetenschap of kunst' tevens worden verstaan: computerprogramma's en het voorbereidend materiaal.[2] Een computerprogramma is beschermd wanneer het oorspronkelijk is, in die zin dat het een eigen schepping van de maker is, dat wil zeggen: als het, in de terminologie van de standaardrechtspraak daarover, een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.[3] Het auteursrecht is, zo zegt artikel 1 Aw, 'het uitsluitend recht van den maker van een werk' en auteursrechtelijke bescherming betekent dat zo een programma in beginsel niet zonder toestemming van de rechthebbende openbaar mag worden gemaakt of worden verveelvoudigd.
3
Een specifieke, en complicerende eigenschap van een computerprogramma is dat het normale gebruik ervan met zich brengt dat ervan kopieën worden gemaakt, en wel in het zgn. RAM-geheugen. Om deze reden zijn in hoofdstuk VI van de Aw, dat de implementatie betreft van de zgn. Softwarerichtlijn 2009/24/EG[4] en dat de bijzondere bepalingen betreffende computerprogramma's bevat, enkele specifieke regels opgenomen over het verveelvoudigen of kopiëren van computerprogramma's.[5]
4
Als het gaat om computerprogramma's is niet altijd zonder meer duidelijk wie daarvan de maker is. Uitgangspunt is dat de schepper, degene die het werk heeft gecreëerd, als maker ervan wordt beschouwd. In het veel voorkomende geval dat een computerprogramma gezamenlijk is gemaakt door een groep van personen, zijn deze personen gezamenlijk houder van de exclusieve rechten daarop.[6] Als een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander, en onder diens leiding en toezicht, wordt deze ander als de maker van dat werk aangemerkt (artikel 6 Aw). En als een werk in dienst van een werkgever is gemaakt, wordt de werkgever als maker aangeduid, tenzij anders is overeengekomen (artikel 7 Aw).
5
Voor een goed begrip last but not least nog enkele opmerkingen over een aantal relevante ICT-begrippen. Een computerprogramma wordt geschreven met, en in een programmeertaal (zoals C++, COBOL en Pascal). De instructies in deze programmeertaal worden aangeduid als broncode (of: sourcecode). Deze broncode is nodig om het programma aan te passen en te onderhouden (updaten, patchen, etc.). Om de in broncode vastgelegde instructies uit te laten voeren door een computer (d.w.z. te executeren) moeten deze worden omgezet of gecompileerd in doel- of objectcode. Deze doelcode betreft dus de vertaling (compilatie) van de broncode in de instructies die door de computer kunnen worden uitgevoerd.
6
De functionaliteit van een computerprogramma betreft de verschillende functies die een computerprogramma kan uitvoeren, zoals in het geval van een administratie- of boekhoudprogramma: facturatie, administratie en rapportage. Een gebruikersinterface betreft een onderdeel van het computerprogramma, waarmee een gebruiker van het computerprogramma instructies en informatie kan invoeren ten einde bepaalde functies uit te voeren. Een belangrijk onderdeel van een gebruikersinterface zijn vaak de schermen die een gebruiker ziet als hij of zij gebruik maakt van het programma.
Feiten
7
De onderhavige uitspraak gaat over voor kinderdagverblijven ontwikkelde software, de zgn. eKidz-app, in de uitspraak aangeduid als het softwaresysteem, de kinderdagverblijfapplicatie of ook wel verkort als de applicatie.[7]
8
Wat was er aan de hand? Een Nederlandse ondernemer voert een kinderdagverblijf, Teddy Kids te Leiden. Voor dit kinderdagverblijf, en waarschijnlijk ook als dienstverlening voor andere kinderdagverblijven, gaat hij met een Bulgaarse softwareontwikkelaar in gesprek over de ontwikkeling van die software en de marketing daarvan. In de applicatie wordt informatie over de kinderen, ouders en werknemers vastgelegd. Denk aan aanwezigheid, eet- en slaapgedrag, verjaardagen en allergieën van de kinderen, contactinformatie en betalingsgegevens van de ouders en werkroosters van de werknemers.
9
Ook bevat de applicatie functionaliteit voor het maken van facturen. De gebruiker van de applicatie kan de informatie per kind opvragen via een gebruikersinterface, waarbij hij een scherm ziet met foto's van alle kinderen in zijn kinderdagverblijf (Grid View). Door te klikken op de foto van een kind wordt de informatie van het betreffende kind getoond. Verder kan de gebruiker informatie over de werkzaamheden van de werknemers opvragen via een gebruikersinterface, waarbij de werkzaamheden als een soort planningsbord worden getoond (Teacher Planning).
10
De softwareontwikkelaar zou de applicatie ontwikkelen en de Nederlandse ondernemer zou de applicatie vermarkten. De softwareontwikkelaar is ontevreden is met de voortgang die de Nederlandse ondernemer maakt met het vermarkten van de applicatie en beëindigt daarom de samenwerking. Hij informeert de Nederlandse ondernemer dat hij nog uitsluitend toegang krijgt tot de applicatie onder bepaalde voorwaarden. Daarnaast heeft hij de bestanden - vermoedelijk de broncode, foto's, plaatjes, etc. - naar een niet voor de Nederlandse ondernemer toegankelijke locatie overbracht.
11
De ondernemer uit Nederland vordert bij de Rechtbank Den Haag, onder meer dat de ontwikkelaar het verveelvoudigen, het openbaar maken, het verder ontwikkelen en het verhandelen van de betreffende applicatie dient te staken, omdat dit een inbreuk op het auteursrecht van de Nederlandse ondernemer betreft.[8] Hij legt hieraan ten grondslag dat hij de functionaliteit van de applicatie heeft bedacht. Daarnaast voert hij aan dat onder zijn leiding deze door hem bedachte functionaliteit is omgezet in de broncode (geprogrammeerd). Ten slotte, stelt hij dat de Bulgaarse ontwikkelaar bij hem in dienst was voor het schrijven van de broncode.
Beoordeling rechtbank
12
Van belang is allereerst hoe de rechtbank nu precies een computerprogramma ziet. De rechtbank verwijst hiervoor naar het arrest het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2010, C-393/09 (BSA v Ministerstvo Kultury),[9] waarin is uitgemaakt dat de term 'computerprogramma' alle programma's omvat, in welke vorm dan ook, voor zover deze de mogelijkheid biedt om het computerprogramma te reproduceren, waaronder zowel de bron- als de doelcode.[10] Vervolgens beoordeelt de rechtbank achtereenvolgens of (i) de functionaliteit, (ii) de broncode en (iii) gebruikersinterface in het onderhavige geval auteursrechtelijke bescherming genieten, en zo ja, wie daarvan de maker of rechthebbende is.
13
Voor de functionaliteit verwijst de rechtbank naar een ander arrest van het Hof van Justitie, zijnde het arrest van 2 mei 2012, C-406/10 (SAS v WPL).[11] Het Hof kwam daarin tot het oordeel dat de functionaliteit van een computerprogramma niet onder het begrip computerprogramma valt en dus als zodanig geen bescherming geniet. In lijn daarmee stelt de rechtbank vast dat de door de Nederlandse ondernemer bedachte functionaliteit niet wordt beschermd. De functionaliteiten hadden volgens de rechtbank wel afzonderlijk als een werk - maar dus niet als computerprogramma - auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn, maar dat is niet door eiser betoogd. Er waren wellicht onvoldoende feiten gesteld, waaruit zou blijken dat de functionaliteiten oorspronkelijk zijn, in die zin dat zij een eigen intellectuele schepping van de maker zijn.
14
Voor wat betreft de broncode, die door de Bulgaarse ontwikkelaar is geschreven, oordeelt de rechtbank dat hij geldt als maker en rechthebbende. Dit omdat de geestelijke prestaties van het schrijven van de broncode voor de eKidz-app, en de daarmee samenhangende creatieve keuzes, uitsluitend door hem zijn gemaakt. Hij was daarin volledig vrij, zolang de met die broncodes gerealiseerde functionaliteit van de applicatie voldeden aan de wensen van de afnemer. Er was geen sprake van dat de broncodes naar het ontwerp van de Nederlandse onderneming, en onder zijn leiding en toezicht, tot stand zijn gekomen.
15
Ook de stelling dat de ontwikkelaar in dienst zou zijn geweest was bij de Nederlandse ondernemer en in natura werd betaald gaat erbij de rechtbank niet in. De ontwikkelaar gaf zelf geld uit aan eten en kleding, en leek wat dat betreft dus niet in natura betaald, en daarnaast strookte een dienstverband niet met het hebben van een eigen bedrijf, aldus de rechtbank.[12] Er is daarom evenmin sprake van dat de rechten op de broncode op grond van het werkgeversauteursrecht van artikel 7 Aw aan de ondernemer zouden toekomen.
16
Interessant wordt de uitspraak als die ingaat op gebruikersinterfaces - dat wil zeggen: het scherm met foto's en het planningsbord. Volgens de rechtbank kunnen die niet als computerprogramma worden beschouwd, wat de rechtbank baseert op voornoemd arrest van het Hof van Justitie van 22 december 2010, C-393/09 (BSA v Ministerstvo Kultury).[13] Daarin werd de gebruikersinterface aangemerkt als louter een element van het programma dat de gebruikers de mogelijkheid biedt om het programma optimaal te gebruiken. Echter, dat deze gebruikersinterface niet wordt aangemerkt als een computerprogramma en als zodanig dus niet de daarvoor bedoelde bescherming geniet, sluit niet uit dat het wel als een ander werk kan kwalificeren en aldus wel kan zijn beschermd, als het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Aan de laatste voorwaarde is volgens de rechtbank wél voldaan.
17
Dat betekent dat applicatie dus een gebruikersinterface bevat waarvan de Nederlandse ondernemer auteursrechthebbende is, en broncode waarvan de Bulgaarse ontwikkelaar auteursrechthebbende is. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van een combinatie van werken, en dat daardoor voor de exploitatie van de applicatie in beginsel toestemming nodig is van zowel de Nederlandse ondernemer als de Bulgaarse ontwikkelaar. Uitgaand van een en ander veroordeelt de rechtbank de Bulgaarse ontwikkelaar onder meer tot het staken van de openbaarmaking en verveelvoudiging van de applicatie.
Afsluitend
18
Het lijkt erop dat als het aan de rechtbank ligt - en misschien ook wel aan het Hof van Justitie - alleen de bron- en doelcode waarin de gebruikersinterface is geschreven bescherming geniet als computerprogramma. Voor de praktijk is dat echter niet altijd relevant, doordat de wet nog een ander anker biedt, namelijk doordat de gebruikersinterface ook op zichzelf als werk kan zijn beschermd. In dat geval zijn echter de bijzondere bepalingen betreffende computerprogramma's niet van toepassing (hoofdstuk VI Aw).
Eindnoten
1. Ard Jan Dunnik is advocaat te Den Haag, eveneens als Gerrit-Jan Zwenne die daarnaast hoogleraar Recht en de informatiemaatschappij is aan de Universiteit Leiden
2. Artikel 1(3) Richtlijn 2009/24/EG.
3. In de uitspraak verwijst de rechtbank naar HR 22 februari 2013, LJN:BY1529 (Stokke/H3), HR 12 april 2013, LJN:BY1532 (Stokke/ Fikszo) en HR 12 april 2013, LJN:BY1533 (Hauck/Stokke), waarin weer wordt verwezen naar HR 30 mei 2008, LJN:BC2153 (Endstra) en HvJEU 16 juli 2009, zaak C-5/08, ECLI:EU:C:2009:465 (lnfopaq I).
4. Richtlijn 2009/24/EG van het Europese Parlement en de raad van 23 april 2009, betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, die richtlijn 91/250/EEG van de raad van 14 mei 1991 heeft gewijzigd en gecodificeerd (‘Softwarerichtlijn’).
5. Zie bijv. A.P. Meijboom (red.), Intellectuele eigendom en ICT, Deel 3 Monografieën R&I, Den Haag: SDU Uitgevers 2015.
6. Op grond van een richtlijn conforme uitleg van de Aw op basis van artikel 2(2) Softwarerichtlijn.
7. Rb. Den Haag 13 mei 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:5598.
8. We zullen uitsluitend de inbreuk op het auteursrecht op het computerprogramma behandelen en het overige buiten beschouwing laten.
9. ECLI:EU:C:2010:816.
10. R.o. 32-42.
11. ECLI:EU:C:2012:259.
12. De regeling van artikel 7 Aw vormt een uitzondering op de algemene regel dat de schepper van een werk als maker wordt beschouwd, daarom rust de bewijslast van de stelling dat aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van deze bepaling is voldaan op de Nederlandse ondernemer, die daar blijkbaar niet in slaagde.
13. ECLI:EU:C:2010:816.