Wie zijn er betrokken bij en verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van een deskundigenrapport?

Auteur(s): Bron:

Samenvatting

Is een deskundige slechts een solist die gevraagd wordt voor een bepaalde taak, een huurling die komt en weer gaat? Nader beschouwd, opereert iedere expert binnen een geformaliseerd sociaal systeem – de juridische procedure – waaraan procespartijen, hun rechtsvertegenwoordigers en de rechter participeren. Iedere expert behoort bovendien tot een bepaalde beroepsgroep. Het deskundigenrapport vervult een essentiële rol bij het proces van waarheidsvinding. Maar wie dragen welke verantwoordelijkheid voor dit systeem en wie waarborgen de juistheid van de aanpak van het deskundigenonderzoek en de betrouwbaarheid van het rapport? Een breder gedragen verantwoordelijkheid en vooral professionelere aanpak van het deskundigenbericht is hier hard nodig.

1 Een dramatische gebeurtenis

Een 42-jarige vrouw wordt op de afdeling spoedeisende hulp (SEH) onderzocht nadat ze thuis was flauwgevallen. Haar huisarts had recent ernstige bloedarmoede bij haar vastgesteld en schreef staalpillen voor. De SEH-arts trekt na uitgebreid onderzoek de conclusie dat ze flauwviel door haar ernstige bloedarmoede. Ze mag weer naar huis, maar krijgt wel een afspraak om op korte termijn onderzocht te worden door een internist.

Een dag later valt ze opnieuw thuis flauw, maar nu komt ze niet meer bij. Reanimatie volgt – tevergeefs. Omdat de artsen en de familie dit dramatische verloop niet goed begrijpen, wordt obductie verricht. Daarbij blijkt dat ze is overleden aan een massale longembolie.[1] Ook waren er tekenen dat de vrouw al eerder kleinere longembolieën had doorgemaakt. Achteraf verklaart dát zeer waarschijnlijk haar eerste flauwvallen.

Als de diagnose longembolie direct bij het SEHbezoek zou zijn gesteld, had de vrouw behandeld kunnen worden en zou ze waarschijnlijk niet zijn overleden. De nabestaanden zijn daarover zeer ontstemd, beginnen een civiele procedure en eisen daarbij een verklaring voor recht dat de SEH-arts tekort is geschoten in diens zorgplicht jegens deze patiënte.[2]

Eerst wordt er een voorlopig deskundigenonderzoek verricht.[3] Daarbij worden door de rechter twee deskundigen benoemd.[4] Deze medisch-specialisten zijn van mening dat de SEH-arts inderdaad tekortgeschoten is en dat de longembolie bij deze vrouw wel degelijk herkend had kunnen en vooral ook moeten worden.

Een contra-expertise stelt echter dat deze deskundigen in een aantal valkuilen zijn beland: ze hebben zich vooral laten leiden door wijsheid achteraf – hindsight bias.[5] Bovendien hadden ze nagelaten in de medisch-wetenschappelijke literatuur achtergrondinformatie te zoeken over waarom deze diagnose gemist kan worden; dat ‘missen’ van de diagnose longembolie blijkt inderdaad zeer frequent voor te komen, is goed verklaarbaar en maakt wat er gebeurd is bij deze casus ten minste ook begrijpelijk en zelfs niet verwijtbaar. Er blijken namelijk geen betrouwbare red flags voor deze diagnose te bestaan. Achteraf is het altijd makkelijk oordelen.

De rechter moet uiteindelijk dit geschil beslechten, maar laat die zich er dan door leiden of de deskundige formeel door de rechtbank werd benoemd of als partijdeskundige optrad (zoals de contra-expert)? Is het de autoriteit van de deskundige of de inhoud van het rapport dat de doorslag geeft? In dit artikel sta ik stil bij de vraag hoe de inhoudelijke juistheid van een deskundigenadvies voldoende kan worden gewaarborgd en welke organisaties en personen bij die kwaliteitsborging een rol spelen.6 Eerst schets ik dat een procedure steeds een complex samen- en krachtenspel is, een geformaliseerd interactief sociaal systeem. Dan passeren een voor een de bij dit systeem betrokkenen de revue en worden hun respectievelijke verantwoordelijkheden geschetst. Ten slotte volgen mijn conclusies.

2 Een complex samenspel

Iedere procedure is te beschouwen als een mentaal krachtenspel waarbij verschillende personen en instanties betrokken zijn die elk verschillende belangen dienen. De dramatis personae bij een casus als hierboven zijn: de procespartijen, hun advocaten, de deskundigen en de rechter. Deskundigen bezitten specifieke niet-juridische kennis en ervaring op een bepaald domein dat van toepassing is op het onderzoeken en oplossen van het onderhavige geschil. Met een ‘deskundige’ bedoel ik het volgende: ‘…. someone is an expert for a domain if and only if she is a respective authority who is competent enough to reliably and creditably fulfill difficult service-activities accurately for which she is particularly responsible’.[7]

Iedere juridische procedure is een geformaliseerd interactief sociaal systeem: overheidsrechtspraak is wettelijk geregeld, voor de procedure fungeert het positieve recht als een normatief kader – het formele aspect – en bij de interactie tussen partijen speelt tegenspraak een essentiële rol. In dit samenspel moet de werkelijke – juridisch: de materiële – waarheid boven water komen, een kerndoel van de procedure. Het normatieve kader voor de beoordeling van het waarheidsgehalte van beweringen is de epistemologie – de kennisleer. Hoe komt betrouwbare kennis tot stand en waaruit blijkt die betrouwbaarheid?8 In de context van een juridische procedure zullen strikte criteria voor het vaststellen van de waarheid gelden.

Het werkproces van waarheidsvinding is heel concreet en nimmer een solistische bezigheid: het is een dynamisch en interactief proces waarbij alle betrokkenen hun sturing, standpunten, kennis, ervaring en inzichten inbrengen (zie figuur 1).

giard figuur 1 ars aequi 2016

Zo’n dynamiek is het onderzoeks- en werkterrein van een nieuwe tak van de kennisleer: de sociale epistemologie.9 Juist in een procedure is het geschil tussen partijen en de rol van tegenspraak daarbij zo essentieel en in die dynamiek worden de feiten en omstandigheden van het geval vastgesteld waarover de rechter beslist.[10]

Als deskundigen het oneens zijn, is dat dan het gevolg van onbewust falen, van bewuste misleiding door een van de deskundigen of bestaat er gewoon geen eenduidigheid? Je legt je lot als rechtssubject in handen van de desbetreffende professionals. Geen mens wil een rechtszaak verliezen als gevolg van incompetentie van een van de deelnemers aan dit spel. Als we het over de waarborging van de kwaliteit van het deskundigenrapportages hebben, ontkomen we er dus niet aan om vanuit sociaal-epistemologisch perspectief de verantwoordelijkheden van alle bij dit systeem betrokken partijen te bespreken. 

3 De betrokkenen

Wie zijn er dan belanghebbend bij de kwaliteit van een deskundigenbericht? Allereerst natuurlijk de al genoemde direct betrokkenen bij de procedure, maar daarnaast ook de beroepsverenigingen waartoe de deskundigen behoren alsmede instanties die deskundigen opleiden en certificeren zoals de Stichting Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD), het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) en de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage (NVMSR).[11]

3.1 Procespartijen en hun insteek

Bij aanvang van de procedure bepalen procespartijen, overeenkomstig artikel 24 Rv, de omvang van het geschil.[12] Met name de eisende partij kadert de te beoordelen problematiek op hun manier in en die framing stuurt én stoort de waarheidsvinding, het oordelen en het beslissen.[13] De percepties van de eisers berusten op hun intuïtief-oorzakelijke verklaring van de gebeurtenis en daarbij spelen denkfouten een bepalende rol.[14] De belangrijkste daarbij is de fundamentele attributiefout: de onfortuinlijke afloop ligt volgens de eiser nooit aan de situatie, maar het is altijd de schuld van iemand. Zo wordt de kwestie gepersonifieerd en dat werkt (te) vaak door in de opdracht die aan de deskundige wordt gegeven: heeft deze persoon gehandeld, zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende [invullen: beroepsbeoefenaar] in deze situatie mocht worden verwacht?[15]

Dit is steeds een gesloten vraag, die voor de rechter is bedoeld, maar eigenlijk niet geschikt is als opdracht aan de deskundige. De deskundige moet de gebeurtenis juist verklaren en dient aan de hand van een open waaromvraag een breed en voldoende diepgaand onderzoek te doen. De opdracht van de rechter aan de deskundige dient daarvan te getuigen en de expert zal daarom goed erop moeten letten welke opdracht hij krijgt om niet in deze valkuil van de fundamentele attributiefout te belanden.[16] Anders doemt hier het gevaar van tunnelvisie op.

3.2 De rechtsvertegenwoordigers

Iedere advocaat dient steeds primair het belang van zijn cliënt.[17] Vaak al vóór aanvang van de procedure moet de advocaat een beroep doen op een deskundige om te onderzoeken hoe kansrijk hun stellingname zou kunnen zijn. Het kan ook tijdens de procedure nodig blijken dat een advocaat de hulp van een deskundige in moet roepen voor het geven van een contra-expertise op eerdere rapportages. Dat zoeken naar juist die deskundige die jouw procespositie het beste ondersteunt, kan soms leiden tot twijfelachtige praktijken.

Zeker in de VS kent men het fenomeen van de hired gun. Deskundigen bieden zich in advertenties aan waarbij ze hun duidelijk gekleurde expertise aan de man brengen. Zo is gebleken dat bij de vele processen die in Amerika gevoerd zijn over beweerdelijk onzorgvuldig handelen van gynaecologen als oorzaak van neurologische geboorteschade steeds een kleine groep van ‘deskundigen’ optrad op verzoek van de eisende partij.[18] Daarnaast blijken er experts te zijn die pseudowetenschap in de rechtszaal als waarheid weten te verkondigen.[19]

Wanneer er door de rechter ex artikel 194 lid 1 Rv een deskundige wordt benoemd, gebeurt dat in overleg met procespartijen. Daarbij gebeurt het nogal eens dat het er dan voor de advocaat niet om gaat te helpen zoeken naar de beste deskundige, maar naar die deskundige die niet in het nadeel zal rapporteren van de partij die de advocaat vertegenwoordigt.[20] Advocaten leren in deskundigenland hun pappenheimers kennen en zo weten ze welke deskundigen ze beslist buiten de deur willen houden.

Maar er is nog een ander en vooral principieel punt: in het Nederlandse toernooimodel van rechtspleging dragen de advocaten de verantwoordelijkheid om via tegenspraak fouten en opzettelijke misleidingen van anderen te ontmaskeren. Opvallend is het dat bij de serie veelbesproken strafrechtelijke dwalingen van de afgelopen jaren (bijv. Schiedammer parkmoord, Lucia de B, Ina Post, Deventer moordzaak) er nimmer enige discussie is geweest over de rol en de verantwoordelijkheid van de advocaten hierbij. Dat doet overigens de vraag rijzen in hoeverre praktijkjuristen in staat zijn of zouden moeten zijn om, wanneer het gaat om kwesties die buiten hun juridische kennisdomein liggen, die fouten te herkennen.

3.3 De rechter

De rechter benoemt hetzij ambtshalve of in overleg met partijen een of meer deskundigen. Het vonnis, waarin deze benoeming wordt geregeld, omvat ook de punten waarover het oordeel van de deskundigen wordt gevraagd (art. 194 lid 1 Rv). De juiste opdracht aan de deskundige in de vorm van te beantwoorden open vragen, zoals we eerder zagen, is dus van cruciaal belang. Het procesrecht omschrijft echter niet hoe de rechter dat moet doen. Daar zou veel meer aandacht aan geschonken moeten worden.[21]

Daarnaast moet de rechter de deskundigenrapporten beoordelen, de bewijswaardering daaraan verbinden en oordelen over hun bewijskracht. Ook dit is in het procesrecht niet omschreven.[22] Hoe de rechter een deskundige de maat moet nemen, is dus onduidelijk. Een normatief kader hiervoor is dringend nodig, zoals elders recent beschreven.[23]

3.4 De deskundigen

En dan de personen waar het hier allemaal om draait: de deskundigen zelf. Hoe word je deskundige? In het verleden was dat voornamelijk een kwestie van gevraagd worden, maar hoe? Idealiter werd iemand die zich op een bepaald gebied in zijn vak op enige wijze had onderscheiden, geraadpleegd. Vaak was het omdat of de advocaat of de rechter toevallig iemand kende. Of zo’n professionele reputatie gerechtvaardigd was en of die persoon werkelijk deskundig genoeg was betreffende de onderhavige kwestie werd vaak niet nagegaan. Het gevaar van de autoriteitsbias ligt dan op de loer: niet de argumentatie maar de reputatie van de persoon weegt dan het zwaarst.[24] De vraag of je het werk van een deskundige wel kunt vertrouwen, is lastig te beantwoorden en niet goed af te dekken met het abstract opsommen en afvinken van de kenmerken van de ideale deskundige.[25]

Een vruchtbaardere benadering is om niet te kiezen voor het omschrijven van de persoon die de taak moet gaan uitvoeren, de expert, maar juist van het project dat uitgevoerd moet worden, de expertise. Een bekwaam arts is daarmee nog niet een goede deskundige om de gedragingen van een collega binnen een juridische context te beoordelen. Dat vraagt steeds gespecialiseerde kennis en onderzoekmethoden.26 Een juiste benadering qua methode van onderzoek van de kwestie verlangt het volgende driestappenplan (figuur 2).

giard figuur 2 ars aequi 2016

De rechtsvraag vormt de doelstelling van het onderzoek, die noopt tot het opstellen van de onderzoeksvraag en het beantwoorden daarvan vraagt een gepaste methodologie. Bij de genoemde casus (par. 1) is de rechtsvraag dan: handelde de arts zorgvuldig (de doelstelling)? De vraagstelling is dan: waarom werd de diagnose gemist? De te hanteren methode richt zich op de vraag: hoe zoeken we dat uit (de methode). De eerste vraag verlangt een juridisch formeel- en materieelrechtelijk kader. De volgende twee zijn bepalend voor welke deskundige moet worden aangezocht hiervoor en welk epistemisch-methodologisch kader hier leidend moet zijn. Het belang van het hanteren van de juiste methodologie is lang miskend maar begint nu eindelijk erkend te worden.[27]

3.5 Beroepsverenigingen

Iedere deskundige behoort tot een kring van vakgenoten, die op verschillende manieren kan bijdragen aan verbetering van het deskundigenonderzoek. Er is vooralsnog bijvoorbeeld voor artsen geen algemene landelijke richtlijn voor deskundigen vanuit de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG). Wel zijn er verenigingen die gedragsregels voor hun deskundigen hebben opgesteld.[28] Sommige verenigingen omschrijven normatieve kaders waaraan bepaalde vormen van zorg dienen te voldoen en bieden zo ex ante normen aan.[29] De Nederlandse Vereniging voor Pathologie heeft een handleiding gepubliceerd hoe een vermeende diagnostische fout te onderzoeken.[30] Enkele medischwetenschappelijke verenigingen hebben commissies ingesteld, die werkmethoden voor onderzoek en beoordeling van mogelijke fouten hebben uitgewerkt, alhoewel dat nog maar bij enkele van de meer dan dertig verschillende soorten medische specialismen het geval is. Verenigingen zouden een belangrijke bijdrage moeten leveren aan de professionalisering van deskundigen: dat is van belang voor het aanzien van hun discipline.

Daarom zou elk specialisme zich moeten buigen over vragen als: waar gaat het mis en waarom dan? Dat impliceert dat alle mogelijke fouten bij een commissie terechtkomen en worden geanalyseerd. Vervolgens het doen van onderzoek naar de achtergronden van dergelijke misslagen: waarom is dit gebeurd? En dan voor objectieve waarheidsvinding: hoe kunnen we vermeende fouten zo objectief mogelijk onderzoeken? Al die kennis zal ertoe bij kunnen dragen in de toekomst dergelijke problemen te voorkomen. Aan beroepsverenigingen wordt zo een meer leidende rol toebedeeld bij deze problematiek.

3.6 Certificerende instanties

Krijgen we betere deskundigen als die daarvoor een speciaal opleidingstraject hebben gevolgd en een examen hebben afgelegd? Hierboven noemde ik al de NRGD, de LRGD en de NVMSR als voorbeelden. Degenen die zo’n opleiding hebben gevolgd, hebben in ieder geval kennisgenomen van de juridische achtergronden (het relevante formele en materiële recht) en zijn getraind in het schrijven van rapporten. Dat is zeker nuttig. De algemene principes van retrospectief feitenonderzoek en de methodologische principes die daarbij gehanteerd dienen te worden, verdienen natuurlijk een prominente plaats in de opleiding, maar mij is niet echt duidelijk of dat zo is.[31]

De epistemische achilleshiel blijft echter de uitvoering van het onderzoek van de kwestie zelf en dus met name welke specifieke kennis ze daarvoor nodig hebben en hoe die moet worden toegepast. Dat is steeds domeinbepaald en het scala van problemen dat zich in de rechtspraktijk aandient, is te breed om dat binnen zo’n certificerende opleiding te behappen. Samenwerking tussen certificerende instanties en beroepsverenigingen voor het opzetten van specifieke opleidingen voor experts is hier een goede mogelijkheid.

4 Conclusies

Bezien vanuit het hierboven geschetste perspectief van de sociale epistemologie kan en mag de deskundige geen solist zijn met wiens werkwijze zich verder niemand bemoeit en waar alleen naar diens rapport wordt gekeken (met de kanttekening: voor zover de afnemers daartoe in staat zijn). Als een deskundige dwaalt is dat niet alleen hem/haar te verwijten, maar minstens ook de professionele beroepsvereniging waartoe hij/zij behoort. Een expert zal daarom dan ook steeds ergens ingebed dienen te zijn, hetzij binnen een (wetenschappelijke) beroepsvereniging, en/of binnen een certificerende instantie. Die kunnen de expert dan zo nodig ter verantwoording roepen.

Juiste waarheidsvinding is een rechtsbeginsel en aangezien het deskundigenonderzoek een cruciaal onderdeel van die waarheidsvinding is, zullen alle betrokkenen zich meer bewust moeten worden van hun respectievelijke verantwoordelijkheden. Vooral onwetendheid bij de verschillende procesdeelnemers is hier een kernprobleem. Waar het fout gaat, is vrijwel steeds die onwetendheid de hoofdschuldige, hetzij bij de expert, hetzij bij de afnemers van diens rapport. Aan welke kennis ontbreekt het hen, zijn ze zich dat wel bewust, weten ze waar ze die kennis kunnen vinden en hoe ze die dan toe moeten passen, wat is hier de juiste methode, hoe interpreteren ze de uitkomsten en hoe moet de rechter hier nu over oordelen?

Vooral de verantwoordelijkheden van de beroepsverenigingen hierbij blijven hier onderbelicht. Bij iedere beroepsuitoefening kan het misgaan: waardoor komt dat, is het te voorkomen en hoe dan, hoe onderzoek en beoordeel je missers op de juiste wijze, waar liggen de kennislacunes? Hebben die verenigingen ook voldoende besef van de specifieke juridische vereisten als hun kennis nodig is bij een procedure? Beroepsverenigingen dienen een meer prominente rol te gaan spelen bij het controleren en verbeteren van de kwaliteit van deskundigenonderzoeken.

Bij veel procedures is het inschakelen van deskundigen moeizaam en verschijnen er uiteindelijk meerdere ten tonele met tegenstrijdige conclusies. De kwaliteit van deskundigenrapportages is trouwens nauwelijks systematisch onderzocht. Daarom, als de waarheidsvinding zich binnen zo’n sociaal-epistemisch systeem voltrekt, moeten alle deelnemers elkaar zowel binnen als buiten dit systeem meer op hun verantwoordelijkheden aanspreken. Verdere professionalisering van het deskundigenonderzoek is daarom dringend gewenst.

5 Eindnoten

1. Een acute verstopping van de longslagader door een bloedprop, ontstaan in de beenvaten die daarna is losgeschoten en door de pompwerking van het hart in de longvaten terecht kwam.

2. Overeenkomstig artikel 7:453 BW: De hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen.

3. Rechtbank Amsterdam 7 april 2016, C/13/5933032 /HA RK 15-267 (is niet gepubliceerd op www.rechtspraak. nl). De civiele procedure, volgend op het voorlopige deskundigenbericht, is uiteindelijk met een schikking afgesloten.

4. Zie art. 202 lid 1 Rv.

5. Zie R.W.M. Giard, ‘In de rechtszaal voert hindsight bias nog te vaak de regie. Wie doet er wat aan?’, Expertise en Recht 2017, afl. 2, p. 49-51.

6. Zie ook: R.W.M. Giard, ‘Over het kundig inzetten van deskundigen in een procedure’, Tijdschrift voor de Procespraktijk 2017, p. 3-11 en R.W.M. Giard, ‘Rechters en partijdeskundigen: over de (on)deskundigheid en (on)partijdigheid van experts’, Expertise en Recht 2017, p. 135-145.

7. C. Quast, ‘Expertise: a practical explication’, Topoi 2016, p. 1-17.

8. Zie bijvoorbeeld P.K. Moser (red.), The Oxford Handbook of Epistemology, Oxford: Oxford University Press 2005 en R. Audi, Epistemology, New York: Routledge 2011.

9. A.I. Goldman, ‘Systems-orientated social epistemology’, in: T.S. Gendler & J. Hawthorne (red.), Oxford Studies in Epistemology – Vol. 3, Oxford: Oxford University Press 2010, p. 189-214.

10. D. Walton & N. Zhang, ‘The epistemology of scientific evidence’, Artificial Intelligence and Law (21) 2013, p. 173- 219 en S. Chin-Parker & A. Bradner, ‘A contrastive account of explanation generation’, Psychonomic Bulletin & Review (24) 2017 afl. 5, p. 1387-1397.

11. Voor de LRGD, zie www.lrgd.nl, voor de NRGD, zie: www.nrgd.nl en voor de NVMSR, zie www.nvmsr.nl.

12. Art. 24 Rv: De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.

13. J.J. Rachlinski, ‘A positive psychological theory of judging in hindsight’, Behavioral Law and Economics (14) 2000, p. 571-625.

14. R.W.M. Giard, ‘Na de calamiteit: perceptie en primaire psychologische reacties en hun betekenis voor het aansprakelijkheidsrecht’, Letsel & Schade 2010, p. 6-12.

15. Dit type vraagstelling werd door de Hoge Raad in 1990 geformuleerd. Zie: HR 9 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC1103 (Speeckaert/ Gradener).

16. Zie voor de kunst van het stellen van de juiste vragen: R.W.M. Giard, ‘Waarheidsvinding: een spel van vraag en antwoord’, Expertise en Recht 2013, p. 115-121.

17. Zie de gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten, regel 1.2: ‘De hoofdtaak van de advocaat is het verlenen van advies en bijstand aan individuele cliënten of aan groepen cliënten wier belangen parallel lopen. Bij de belangenbehartiging vertegenwoordigt hij een partijstandpunt’.

18. A.S. Kesselheim & D.M. Studdert, ‘Characteristics of physicians who frequently act as expert witnesses in neurologic birth injury litigation’, Obstetrics & Gynecology (108) 2006, p. 273-279.

19. Dat is met name in de VS aangetoond. In Nederland is daar nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. Zie daarover J. Cooper & I.M. Neuhaus, ‘The “hired gun” effect: assessing the effect of pay, frequency of testifying, and credentials on the perception of expert testimony’, Law and Human Behavior (24) 2000, p. 149-171, J. Sanders, ‘Science, law, and the expert witness’, Law & Contemp. Probs. (72) 2009, p. 63-90 en J.F. Edens et al., ‘“Hired guns,” “charlatans,” and their “voodoo psychobabble”: case law references to various forms of perceived bias among mental health expert witnesses.’, Psychological Services (9) 2012, p. 259-271.

20. Dit staat bekend als ‘expert shopping’ of ‘expert mining’, zie bijvoorbeeld J.B. Gelbach, ‘Expert mining and required disclosure’, The University of Chicago Law Review (81) 2014, afl. 1, p. 131-150.

21. Zie noot 6. 22. Zie art. 152 lid 2 Rv: ‘De waardering van het bewijs is aan het oordeel van de rechter overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt.’

23. Zie R.W.M. Giard & H.J.L.G Merckelbach, ‘De ene deskundige is de andere niet. Hoe de rechter empirisch gefundeerd bewijs kan waarderen’, NJB 2018/140, p. 181-188.

24. M.J.C. Schröder, ‘De invloed van de authority bias op het waarderen van deskundigenbewijs’, NTBR 2016, p. 75-84.

25. A.I. Goldman, ‘Experts: which ones should you trust?’, Philosophy and Phenomenological Research (13) 2001, p. 85-110.

26. Zie voor dergelijke methoden o.a. D.D. Woods et al., Behind human error, Farnham: Ashgate Publishing Ltd 2010; S. Dekker, The field guide to understanding ‘human error’, Farnham: Ashgate Publishing Ltd 2014 en R.W.M. Giard, Werken aan waarheidsvinding. Over het belang van de juiste onderzoeksmethoden in het aansprakelijkheidsrecht, Den Haag: Boom juridisch 2016.

27. P.J.M. Verschuren, Kernthema’s in de methodologie. Op weg naar beter onderzoek, Amsterdam: Amsterdam University Press 2017.

28. Zie voor leidraad van gynaecologen: http://nvog- documenten.nl/index.php? pagina=/richtlijn/pagina.php &fSelectNTG_114=115.

29. Zie bijvoorbeeld ‘Kwaliteitsnormen voor orthopedische zorg’, Ortopeden.org.

30. Handleiding herbeoordelingsprocedure bij een vermeende diagnostische fout, Pathology.nl.

31. Zie Giard & Merckelbach 2018 en R.W.M. Giard, ‘Rechtspraak: waarheidsvinding als een (zelf)kritische praktijk’, Rechtstreeks 2014, p. 16-45.

Titel, auteur en bron

Titel

Wie zijn er betrokken bij en verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van een deskundigenrapport?

Auteur(s)

Raimond Giard

Permanente link

Huidige versie

https://www.openrecht.nl?jcdi=JCDI:ALT289:1